Maurice: “Ik weet nu hoeveel tijd en energie herstel kost”

Eind juni zou ik met vrienden gaan fietsen in de Alpen. We wilden onder andere de Alpe d’Huez beklimmen. Op 4 juni maakte ik een trainingsrondje. Ik was vlak bij huis toen ik besloot om nog een klein stukje door te fietsen. Waarschijnlijk omdat 70 km toch net iets mooier staat op Strava dan 69 km. Ik zeg ‘waarschijnlijk’, omdat ik me van dat laatste stuk van mijn rit niets meer herinner.

Ik moet met mijn fietscomputer hebben zitten rommelen, waardoor ik de rand van het asfalt raakte en ten val kwam. Een voorbijganger die beneden aan de dijk wandelde, hoorde mij vallen en schoot te hulp. Ik ben enkele minuten buiten bewustzijn geweest. Toen ik eenmaal bij was, gaf ik de voorbijganger het nummer van mijn partner. Dat ik zowel haar als de kinderen aan de lijn heb gehad, kan ik me niet meer herinneren. Ook weet ik niets meer van de rit met de ambulance, de spoedeisende hulp en de röntgenfoto’s maken.

Ineens was ik ‘de patiënt’

Met een klaplong, hersenschudding en gebroken sleutelbeen, ribben en schouderblad lag ik in het ziekenhuis. Langer dan drie dagen hield ik het er niet vol. Ineens was ik ‘de patiënt’ en lag ik met anderen op een zaal. Maar ik voelde me op dat moment niet een patiënt, ondanks het feit dat ik me voor elk toiletbezoek van alle apparatuur en slangen moest loskoppelen. Tegen het advies van het ziekenhuis in ben ik met veel pijnstilling naar huis gegaan. Achteraf was het beter geweest om wat langer te blijven, maar het was niet mijn plek om te herstellen.

Thuis is waarschijnlijk in mijn slaap mijn sleutelbeen van z’n plek gegaan. Bij controle bleek al snel dat een operatie onvermijdelijk was. Na de operatie begon het fysieke herstel en vooral het grote niksen. Ik kon me nauwelijks op iets concentreren. Dus geen Netflix. Geen belletjes met familie en vrienden. Geen appjes sturen, of luisteren naar de verhalen van mijn kinderen.

Pas veel later besefte ik dat mijn val ook veel impact had op de mensen om mij heen. Terwijl ik me vooral richtte op mijzelf. Juist door dit laatste besteed ik in mijn contact met de patiënt meer aandacht aan de directe omgeving. En omdat ik vier weken lang op mijn rug heb moeten slapen – echt waardeloos! – kan ik zoveel beter invoelen wat het betekent om een blessure te hebben of geopereerd te zijn. Daarnaast sta ik bij patiënten die net uit een operatie komen meer stil bij het zorgvuldig gebruik en afbouwen van (pijn)medicatie. Ik heb zelf aan den lijve ondervonden hoe het is om plotseling te stoppen met pijnmedicatie. Geloof me, dat is geen pretje. Ook die ervaring neem ik mee in mijn werk.

‘Zelf was of ben ik helemaal geen ideale patiënt’

Het ‘moeten’ oefenen. Ook zoiets. Zelf was of ben ik helemaal geen ideale patiënt. Door daar eerlijk over te zijn, ontstaat er ruimte voor de patiënt om open te vertellen welke oefeningen hij werkelijk doet. Bovendien kan ik goed invoelen hoeveel tijd en energie herstel kost. Dat helpt in gesprek met patiënten over hun fysieke en mentale revalidatie. Of de terugkeer op de werkvloer.

Al met al stel ik me dus veel kwetsbaarder op dan voorheen en deel ik bewust mijn ervaringen. Ik zit niet meer tegenover de patiënt, maar sta naast hem of haar. Na 21 jaar als fysiotherapeut spreek ik niet langer vanuit mijn professie, maar vooral als Maurice die weet hoe het is om patiënt te zijn, en die toevallig ook nog fysiotherapeut is. Ik merk dat dit echt van meerwaarde is in het contact met en de behandeling van de patiënt. Zoiets bereik je niet met schriftelijke informatie.

Hoe het ondertussen met me is? Ik ben nu vier maanden verder en kan nog niet alles in mijn werk. Met name van mijn ribben heb ik veel last. Verder laat mijn geheugen me soms in de steek. Best confronterend, maar inmiddels kan ik me erbij neerleggen dat ik nog niet 100% hersteld ben. Het gaat gewoon lang duren. Gelukkig ben ik verder gezond en fit.

Bron: Nieuwsbrief Coöperatie IJsselstromen